Radix auricularia (Linnaeus, 1758) oorvormige poelslak
Kenmerken | De schelp is ongeveer even breed als hoog, de laatste winding van de schelp is zeer groot en opgeblazen. De vorm van het huisje is zeer variabel. |
---|---|
Kleur | Schelp licht tot donker bruin met donkere vlekken.Het dier is geel en bezaaid met zwarte vlekjes, op de mantelrand langs de schelprand is een rij met zwarte pigmentvlekjes te zien. |
Voorkomen | Stilstaande en langzaam stromende wateren. |
Voedsel | Algen, planten, aas en detritus. |
Voortplanting | |
Grootte | Schelp, hoogte tot 35mm, breedte tot 30mm |
Radix auricularia leeft in grotere wateren met een rijke plantengroei. Deze slak is het hele jaar te vinden maar in de winter zijn de aantallen lager. De soort is minder algemeen dan Radix ovata.
In het voorjaar worden de slakken actief en leggen eieren. De eisnoeren worden afgezet op hard substraat. Afhankelijk van de grootte van de slak kunnen ze tot 475 eieren bevatten. De slakken die zich in het voorjaar voortgeplant hebben sterven in mei.
R auricularia is te verwarren met R ovata. R auricularia heeft een pigmentatie aan de mantelrand en is geel met zwarte vlekjes. R ovata is grijzig met gelige vlekjes en heeft geen pigmentatie aan de mantelrand.